Autisme herkennen bij jouw kind
Wanneer kan autisme voor het eerst worden vastgesteld?
Dat is een vraag die niet in 1, 2, 3 te beantwoorden valt. De meesten van jullie denken ongetwijfeld direct aan tests en screenings. Sommigen misschien zelf aan een bloedprik. Helaas! Het ligt iets gecompliceerder dan dat.
Soms wordt ouders verweten een verwend of niet goed opgevoed kind te hebben, terwijl autisme aan de basis ligt en het eigenlijk de onmacht van het kind is dat tot uiting komt.
Wat positief is, is dat het vaak de ouders zijn die opmerken dat hun kindje niet (altijd) reageert zoals het hoort. En het antwoord is nog altijd: hoe vlugger men autisme ontdekt bij jouw kind, des te sneller kan therapie of coaching opstarten en kan men in de klas om gepaste maatregelen vragen.
Wat vaak voor komt is het volgende:
Niet reageren wanneer je de naam van jouw kindje zegt tijdens zijn/haar eerst zes maanden.
Jou niet aankijken in de ogen wanneer je interactie zoekt
Anders reageren dan verwacht wanneer het peuter is.
Vertraagde taalontwikkeling, later beginnen spreken en ook niet voldoende woordjes gebruiken die vanaf een bepaalde leeftijd toch zouden moeten gekend zijn.
Het hechtingsproces dat minder vlot verloopt.
Hoe verloopt het hechtingsproces bij een normale ontwikkeling?
0 - 3 maanden: Baby’s met een normale ontwikkeling lachen naar iedereen. Ze vinden mensengeluiden fijn en reageren er ook op. Door het lachen trachten ze de aandacht van de mensen op zich te houden.
3 - 6 maanden: Dit is de periode dat de baby vooral gehecht is aan één persoon (primaire hechtingsfiguur) in het bijzonder. Meestel is dit de moeder. Op zich kan iedere zorgfiguur die rol vervullen.
6 - 8 maanden: De moeder of ieder andere primaire hechtingsfiguur blijft belangrijk voor het kind, maar het staat ook steeds meer open voor andere mensen in zijn/haar omgeving.
8 - 9 maanden: Dit is de fase dat jouw kind echt met zijn armen rond de hechtingsfiguur hangt (vaak de moeder) en contact met anderen niet zo fijn vindt of zelfs vermijdt.
8 - 24 maanden: Jouw kind blijft vaak een beetje bang voor vreemden, maar dit wordt steeds beter. Hij/zij leert ook kruipen en lopen en neemt hierdoor vaker een fysieke afstand van de ó zo belangrijke hechtingsfiguur. Het zal wel kijken dat het niet te ver weg van jou kruipt/loopt, zodat het ook altijd kan terugkeren wanneer het angstig is of tegenslag heeft. Deze periode is eveneens de nee-periode. Je kindje ontwikkelt een ferme eigen mening en ook al klinkt de “nee” misschien negatief, toch is dit een belangrijk onderdeel in zijn/haar ontwikkeling naar een eigen identiteit.
24 - 36 maanden: Jouw kindje ontwikkelt echt een persoonlijke voorkeur voor wie de mensen zijn die het vertrouwt.
36 maanden tot einde kindertijd: Kindjes denken niet meer alleen aan zichzelf. Ze leren rekening houden met de gevoelens van anderen. Hun sociale vaardigheden nemen ook toe in deze periode en ze gaan meer samenwerken/samenspelen met andere kinderen.
Hoe verloopt de hechting bij kinderen met autisme?
Bij kinderen met autisme bestaat er een grote variatie in de manier waarop het hechtingsproces verloopt. Ze kunnen zich minder snel gaan hechten aan iemand of op een andere manier zich gaan hechten.
Aangezien autisme niet bij iedereen op dezelfde manier verloopt omwille van de gradaties waarin autisme voor komt, kan je het hechtingsproces niet echt opdelen in leeftijd.
Over het algemeen kan men stellen dat:
Kinderen met ASS meer gericht zijn op voorwerpen dan op personen. Het lijkt alsof ze zich minder bewust zijn van hun sociale omgeving. Mensengeluiden en prikkels kunnen soms angst oproepen in plaats van dat ze het leuk vinden.
Het kind lijkt onverschillig tegenover anderen; het zoekt ze zelfs niet op. Als je kindje al kan kruipen of lopen, gaat het zichzelf soms afzonderen (minder prikkels). Hoe rustiger en zachter de personen rondom hem/haar, hoe beter ze aanvaard/getolereerd worden. Soms verkiezen ze hun mobiliteit boven de hechting.
In een latere fase begint jouw kind pas aandacht te schenken aan mensengeluiden. Het is zelfs zo dat ze meer aandacht gaan schenken aan geluiden van mensen dan omgevingsgeluiden. Het probeert tevens aandacht te trekken door zelf geluiden te produceren, dit kan zowel huilen, als glimlachen, brabbelen of tegenstribbelen zijn. Soms gebruikt het kind taal.
Bij kinderen die zich normaal ontwikkelen zie je dat ze eerst lachen naar de ouders alvorens echt mobiel te worden. Bij kinderen met autisme is het mogelijk dat ze al lang op ontdekking gaan alvorens het échte eerste contact tot stand te brengen.
Soms merk je zelfs dat de leerkracht de primaire hechtingsfiguur wordt. Wanneer het kindje dan naar een hogere klas moet, raakt het hechtingsproces verstoord. Er is immers ineens zomaar een andere leerkracht.
Een belletje dat rinkelt!
Al deze zaken zouden eigenlijk al flikkerlichtjes moeten doen afgaan bij ouders van een kind dat de diagnose autisme krijgt. Het zijn vaak al deze kleine signalen die ervoor zorgen dat je je vragen begint te stellen, nét omdat je opmerkt dat jouw kind het helemaal anders doet/aanpakt op een bepaalde leeftijd dan de meeste kinderen.
Je kan te rade gaan bij Kind & Gezin, het CLB van de school, je huisarts of een therapeut of coach hierover raadplegen.
Over voldoende informatie beschikken, zorgt er namelijk al voor dat je niet gaat twijfelen aan jezelf. Vaak vragen ouders zich af wat ze fout doen, of hun kind hen niet graag ziet, of ze te heftige pogingen ondernemen om contact te maken met hun kind, …
Info kan al een en ander verduidelijken.
De diagnose autisme stellen
Wil je weten hoe je het moet aanpakken? Lees dan ook even mijn blog over hoe de diagnose gesteld word.
Ik wens jou het allerbeste in jouw zoektocht naar informatie.
Lieve groet.
Karine
Bron ontwikkeling: opleiding autismecoach CIVAS